Maar het zijn de monotone CORONADAGEN
slepend van de morgenstond
tot de avondval, het zijn
de eenzame nachten sloffend
van klokslag naar klokslag.
Het laatste gevecht van leegte en stof
in weerwil van het licht.
Het is precies nu,
bij de pijnlijke deprivatie van muziek en cultuur,
dat verdriet gestaag, zelfs magisch
zijn bondgenoot vindt.
Zou dat niet
de bevrijdende wind zijn
die losse blaren van de bomen waait
en
het bos weer ademruimte geeft?