Blijf in uw kot

DRIE BLIJF-IN-UW-KOT VERTELLINGEN 

1/Kroniek van een aangekondigde Corona-pandemie

Begin dit jaar nog, toonde ik, tijdens een van onze -altijd memorabele- gemoedelijke post-repetitie cafémomenten in ’t Copke, aan enkele van de Acantus-drinkebroers/-zusters dit Youtube filmpje (“the shortest ever horror movie”). Het circuleerde op het internet. In de hoofdrol een handvol Chinezen met mondmaskertjes aan. Ze wachten op de bus. Het regent. Een Chinees heeft een hoestbui, en spuwt een slijm uit in de plas water naast de stoeprand. Net op dat moment rijdt een bus langs, door de plas. Resultaat: een opspattende regendouche vol virus die zich uitstort over de groep. Daartegen is geen enkel mondmasker opgewassen. We proestten het uit. Vandaag absoluut niet meer grappig. En toch blijft humor een van de betere wapens van mensen, zelfs naties, om zich doorheen moeilijke tijden te loodsen. 

Coronafilm

Wij waren gewaarschuwd, maar misschien onvoldoende expliciet. Zo was er bijvoorbeeld viroloog Marc Wathelet die mid februari per brief reeds alarm sloeg maar door Maggie De Block op Twitter verveeld opzij geschoven werd als “weer zo’n drama queen”. Er was de accurate opvolging -volgens het schoolboekje- van vijftien Belgische burgers die met het vliegtuig terugkeerden uit het rampspoedgebied Wuhan. (Daar was volgens het journaal op tien dagen tijd een ziekenhuis van formaat uit de grond gestampt om alle coronapatiënten voor de nodige medische zorgen op te vangen.) Er werd getest. Slechts één van de reizigers testte positief. Hij had amper symptomen. Met hun vijftientjes werden zij verplicht in quarantaine gezet: een in onbruik geraakte vleugel van het militair hospitaal werd ingericht met veldbedjes en zelfs een pingpongtafel.

Vanuit onze luie tv-zetel hadden we er compassie mee: twee wéken in afzondering, ocharme, zo zwaar! Maar daarna mochten ze weer naar huis, zonder veel erg. Eind goed al goed, zo leek het. De dagen nadien gingen de virologen én politiekers op hun lauweren rusten. Ze hadden hun sporen verdiend en mochten nu wel wat gaan aanmodderen, want (dat topje van) die ‘crisis’ hadden ze toch maar keurig aangepakt! 

Wat eerst nog als een gewoon seizoensgriepje werd bestempeld, hield intussen erg lelijk huis in Italië. De Italiaanse dokters namen geen blad meer voor de mond, en stuurden “lelijke en beangstigende filmpjes” de ether in. Daarmee wilden zij ‘de rest van Europa’ sensibiliseren en tonen in wat voor ‘deep shit’ zij en hun patiënten zich op de intensive care units dagen en nachten achter elkaar bevonden. Zo boden ze ons een blik over wat ons te wachten stond. We keken er liever niet naar. Het maakte ons ongemakkelijk, bracht ons uit de comfortzone… we zaten in de ontkenningsfase. De politici en virologen voerden een geruststellend discours. Natuurlijk mochten skiërs nog naar Italië vertrekken én na een stevige portie snow fun te hebben opgedaan ook gewoon terugkeren naar België. Hen testen en in quarantaine plaatsen was geheel overbodig. Ook scholen mochten na de krokusvakantie weer open. Alle leerlingen waren welkom, zonder uitzondering, … ook zij die  uit ‘besmette gebieden’ kwamen.  

Het besef dat het écht menens was, sijpelde door wanneer Maggie de magische woorden sprak: “Blijf in uw kot”, “Ik meen het”, “Snotneuzen blijf thuis”. We vonden haar lekker bekkende en voor iedereen duidelijke oneliners vooral grappig en namen ze sito presto op in ons dagdagelijkse taalgebruik. Ze werden ook verwerkt tot een échte hit die vele ‘vind-ik-leukjes’ van Jan met de pet op het internet scoorde, haast aan hetzelfde tempo waarmee het virus zich onder onze bevolking aan het verspreiden was.

Al in de eerste helft van maart, werd het “alle hens aan dek” in de ziekenhuizen om de capaciteit aan Intensive Care-bedden op te drijven naar ruim 2650 bedden en aparte COVID-19-afdelingen in onze ziekenhuizen ‘in te richten’. Het begon te dagen dat het geen “ver-van-ons-kot” verhaal zou blijven. Heel wat mensen ‘met symptomen’ werden ‘thuisgezet’, met of zonder doktersbriefje, zelfs na telefonische consultatie… uitvoerig testen kon al niet (meer) want de testreagentia waren nog maar schaars op voorraad. We hoopten stilletjes dat het, na de stilte voor de storm, voor het zorgpersoneel toch niet al te fel pompen of verzuipen zou worden. 

Voor we het goed en wel wisten, zaten we middenin die horror movie die verre van ‘the shortest ever’ blijkt, én stond het water ons aan de lippen. Deze gezondheidscrisis overspoelde ons met de allures van een tsunami of lawine. 

Helaas… typisch Belgisch of toch niet? Men stond erbij, keek ernaar, zag het op zich afkomen en dacht dat het allemaal toch niet zo’n vaart zou lopen… terwijl de harde realiteit iedereen al sneller dan de bliksem had ingehaald: de corona story was in een mum van tijd geglobaliseerd. Vrijwel elk land verklaarde de oorlog aan het coronavirus, het ene al met meer vastberadenheid en daadkracht dan het andere. 

We konden toch wel spreken van een pandemie: het aantal opnames, zieken én sterfgevallen namen -ook in België- exponentieel toe. De wereldkaart kleurde rood met steeds groter wordende ‘coronabollen’. Het was al snel niet meer duidelijk wie nu juist wie had besmet. De Nationale Veiligheidsraad sprak ons toe. De ophokplicht werd afgekondigd. Alle burgers, ondernemers, bedrijven werden in hun kot gezet of moesten activiteiten geheel of gedeeltelijk stopzetten. De dieren begonnen naar de mensen te kijken. Zelfs het gekakel van de kippen van onze buren klonk plots als een luid en langgerekt, spottend “kot kot gedei”. Het land ging ‘carrément’ op slot. Er kwam niemand nog in, er ging niemand nog uit. (Zo ongeveer toch…) Dat is dan wat men noemt “een lockdown”, “light” of niet. Dat voelt een beetje alsof het licht uitgaat… 

 En toch. Wij pasten ons aan. In sneltempo! Van de ene dag op de andere ontwaakten we in een nieuwe realiteit waar nog weinig overeind bleef van alles wat voordien nog evident en vanzelfsprekend was: geen bezoeken meer aan familie en vrienden. Iedereen in de eigen “bubbel” (oh, ik haat dat woord!). Woonzorgcentra en ziekenhuizen op slot voor bezoek. Thuiswerken werd de norm voor wie dat kan. Scholieren bleven thuis en schoolgebouwen bleven leeg: het afstandsleren werd met de snelheid van een steen uit een katapult op leerkrachten, studerende jeugd én ouders afgevuurd. We moesten nog meer (leren) multitasken tussen de vier muren van ons kot. De horeca werd een ‘no go zone’ en deed de deuren dicht (sommigen wellicht straks ook de boeken). Wie weet nog hoe het aanvoelt, een café- of restaurantbezoek? 

Speeltuinen bleven leeg. Bankjes waren niet meer om op te gaan of blijven zitten. Kappersbezoeken of ander bezoeken binnen de sector van ‘contactberoepen’ moesten per onmiddellijke ingang worden gestaakt. Bioscopen, theaters, opera’s, musea gingen dicht. Evenementen, concerten, voorstellingen werden afgeschaft. Geen erediensten en communies meer. Trouwen en uitvaarten in strikt beperkte ‘intieme’ kring zonder knuffels, zonder elkaar eens goed vast te pakken. 

 
 

We schudden al lang geen handen meer, laat staan dat we nog iemand kussen of omhelzen. We houden afstand, liefst minstens anderhalve meter. We niezen en hoesten in onze elleboog of in een bij voorkeur afsluitbare afvalemmer weg te werpen papieren zakdoekje. In de supermarkt rijden we rond met een ontsmette winkelkar. Al dan niet met handschoenen aan én alleen. Bij voorkeur gaan we niet al te vaak of maar één keer per week.

Wie van jullie heeft zich níet schuldig gemaakt aan het hamsteren van wc-papier?  Zijn jullie ook zo bedreven geworden in het opstellen van een ellenlang maar ultrageorganiseerd wekelijks boodschappenlijstje, geordend per aankoopsectie of rayon?

 
 

 We laten ons leiden door markeringen op de grond. We bewandelen een vooraf uitgestippeld one way traject van ingang via kassa tot uitgang. We kopen bij voorkeur enkel wat we aanraakten. Als kleuters die in de rij gaan staan, nemen we soms plaats op gekleurde bollen die er ons aan herinneren hoeveel anderhalve meter precies is. We gaan alleen naar de supermarkt, postkantoor, apotheek als het nodig is…. En de schrik slaat ons al om het hart als iemand buiten onze coronaperimeter durft te hoesten of te niezen. 

Nooit eerder wasten wij zo vaak onze handen. Ze zien af, worden rood, drogen uit, krijgen kloofjes. Op elk moment kan een onzichtbare vijand zich nestelen op onze huid, in onze mond of neus. Een mens zou van minder smetvrees krijgen. De mondmaskerkwestie heeft heel veel woorden doen vloeien, maar we zijn er na negen weken toch ongeveer uit en de conclusie luidt: zorg ervoor dat je er (van) in huis hebt. Maar het is wel “naaien of genaaid worden”…

De gevolgen van deze crisis zijn nu al voelbaar. De toekomst moet nog uitwijzen wat de (verder uitdeinende) impact zal zijn op onze economie, onderwijs, politiek, op ons aller psychisch en fysisch, familiaal en sociaal-maatschappelijk “welzijn”. Er zal veel (her)opgebouwd moeten worden. Misschien zal dit zich zelfs doen voelen in alle lagen, geledingen en fundamenten… Velen van ons voelen alleszins al (of nog méér) de druk op de portemonnee. ‘Tijdelijk’ werkloos zijn is binnen enkele maanden misschien maar een luxeprobleem…

Er is maar één ding zeker: élk sterfgeval was er één teveel, en al wie nog geen COVID-19-zieke(n) of -sterfgeval(len) heeft in eigen kring mag van geluk spreken, blij zijn, en de “pollekes kussen” (of toch maar liever niet en zeker niet zonder de nodige handhygiëne!!). 

 
 

2/ Het leven zoals het is… vanuit ons kot

Het nieuws staat nog maar in teken van één thema: het coronavirus. Het bepaalt nu al enkele maanden ons doen, en vooral ons laten. “En ook al hebben we ‘het beestje’ bij zijn nekvel, het is nog lang niet moe”, om het met de vaak wijze woorden van viroloog Steven Van Gucht te zeggen. Het virus gooide serieus wat vuil en roet in ons eten en drinken, ons ademen, … het ontnam ook niet-besmette personen heel wat zuurstof, het ontnam ons allemaal, voor een groot deel, ons leven zoals we het kenden voor de uitbraak.

Ik beschouw mezelf allesbehalve als een grote optimist… Depressie is me niet vreemd maar gelukkig heb ik daar toch al ruim tien jaar mee afgerekend. Ondanks alle “corona-shit”, lukt het mij toch (tot mijn verbazing) aardig goed om te zien wat er wel (nog) is, eerder dan dat ik me blind staar op alles wat ontbreekt. Het is gemakkelijk, luxe zelfs, deze dagen, om ‘gewoon in je kot te (kunnen) blijven. Het klinkt misschien raar, maar de inspanning die dit vergt is in feite slechts minimaal, ook al lijkt ze groot. 

Ja, alle plannen die ik had voor maart vielen in duigen: een afgelast verjaardagsfeest (van Piet), geen cursus kleijuweel maken, geen theelichtjes leren draaien in klei, afspraken met vrienden en familie konden niet doorgaan, … op het werk moest gewoon alles wat ik de voorgaande weken had georganiseerd en in elkaar had gebokst, geannuleerd worden: van teambuildings, over meetings, business trips, bedrijfsbezoeken … niks van dat alles kon doorgaan.  

Kast

De vooruitzichten om met het gezin een weekendje in de bloesemstreek te logeren, een lang weekend door te brengen in Cochem, een weekje  Berlijn, en zomervakantie in Umbrië: ‘t zal ook allemaal voor 2021 zijn!  Jammer. Maar zo is het nu eenmaal voor elk van ons die plannen had.

En zoals altijd heeft elk nadeel ook zijn voordeel: Ons kot heeft er nog nooit zo ‘spic en span’ bijgelegen! Alle kasten zijn uitgeruimd en gereorganiseerd, ontdaan van allerhande overbodige rommel. De lenteschoonmaak begon vroeg dit jaar….

En wàt voor lente hadden wij ? Prachtig weer en een bijzonder mooi ontluiken van de natuur, met als bonus dat -de meesten onder ons- meer tijd hadden om daarvan te genieten (ook al was het in en rondom ons eigen kot, alleen, of in het betere geval, met de eigen “bubbelgenoten”). Wat nog ? Minder verkeersinfarcten, files, ongevallen op de baan. Ook de natuur lijkt wél te varen bij dit virus en de lockdown: de fauna en flora kon heropleven, vaak in volle glorie, de luchtkwaliteit werd beter…de natuur kreeg terug wat ruimte, plaats om zich te tonen én gezien te worden, het ‘luchtruim’ klaarde op en we kregen meer zuurstof. Stilte kan nu opnieuw her en der gehoord en gevoeld worden. 

Wij kunnen het roer omslaan, toch zeker als het “van moetes” is of we voelen dat de dreiging imminent is en het gaat om de bescherming van een heel hoog goed: ons aller gezondheid. Daarvoor moeten we veel opofferingen maken. Bij sommigen is er argwaan: in welke mate kan de overheid onze individuele vrijheid beknotten en ons in dit keurslijf van regeltjes dwingen? Is het niet allemaal een kwestie van gezond verstand? Maar wie moppert over de vrijheid die wij moeten inboeten, moet mijns inziens ook eens stilstaan bij de vrijheid die het virus ons of anderen kan ontnemen wanneer het effectief toeslaat en zijn gang kan gaan. De ravage die het aanricht in het menselijke lichaam en de bedreiging van de ‘volksgezondheid’ moeten onze grootste bekommernis zijn en blijven. 

De grootste opofferingen komen van “onze helden”: Iedereen die blijft doorgaan op zijn of haar manier, met moed, kracht, zorg voor de ander én zichzelf, met doorzettingsvermogen en de wil om goed te doen.

De geschiedenis bewijst veelal niet dat wij uit het heden lessen trekken voor de toekomst, integendeel en jammer genoeg vaak tot onze eigen scha en schande. En toch hopen we telkens weer: dat we toch leren van onze fouten. Dat we aandacht zullen schenken aan wat werkelijk van belang is in onze maatschappij. Dat er mogelijk zaadjes geplant kunnen worden om een soort van nieuw maatschappelijk gewas te doen groeien, een andere of betere dynamiek in het leven te roepen en kansen te geven… 

Elke crisis biedt ons alleszins een kans tot verandering, om weer sterker op te staan na “le déluge”. Ik hou me vast aan elk positief teken aan de donkergekleurde wand. Hopelijk brengt deze gezondheidscrisis ons niet alleen kommer en kwel. Er is toch nog allerlei moois te zien rondom ons. Initiatieven van solidariteit, mensen en bedrijven die aan het uitvinden slaan, naaisters die mondmaskers stikken, studenten die een prototype van een beademingstoestel creëren en zoeken naar productiepartners, bedrijven die de gezondheid van hun medewerkers dan toch plots als prioriteit nummer één beschouwen en soms het schijnbaar onmogelijke in het werk stellen om hun medewerkers te beschermen tegen ziekte,  risico’s en de (eerste) economische klappen. Of zorgpersoneel dat de handen in elkaar slaat om in amper enkele weken tijd de ziekenhuisbedcapaciteit te verdubbelen. Al wie de zieken bijstaat en probeert om hen de beste kansen te geven om weer gezond te worden. En laat ons de medewerkers in de supermarkten die de rekken aanvullen en de kassa’s bevolken, niet vergeten…

 
 

“Zorg voor elkaar en voor jezelf” werd een volle in plaats van holle leuze. Ze blijven geen dode letters op witte lakens die uit ramen hangen, maar krijgen ook daadwerkelijk vorm in kleine, dagdagelijkse dingen, daar waar mensen zich inzetten voor hun medemens(en).

Nee, dat alles lenigt niet alle pijn die -in het licht van corona plots ook ééns zo hard- schrijnt, zoals eenzaamheid, sociaal isolement, armoede, kwetsbaarheid van mensen die al (chronisch) ziek zijn, huishoudelijk geweld tegenover kinderen of partners…. Voor wie het al moeilijk was, is alles nu nog veel moeilijker. Maar laat ons de handdoek niet in de ring gooien vooraleer de strijd gestreden is. Laat ons volhouden en moed houden. De ogen openhouden en ook kunnen blijven zien dat er ontzettend veel goedheid en altruïsme uit mensen opborrelt, vaak uit onverwachte hoek, maakt het toch draaglijker. Dat zoveel mensen, ondanks alles, hoopvol en moedig blijven, biedt perspectief voor de toekomst. Op een dag komt alles weer goed en zullen we onze wonden kunnen likken. Zolang er hoop is, is er leven.

En als er dan toch een dipje op de loer ligt of mij heel even een ‘blauw’ gevoel overvalt, dan scrol ik doorheen de posts in  View from my window publieke groep op Facebook, die ontstond in deze coronatijden. Daarin posten mensen, wereldwijd, foto’s van het zicht dat zij zien, vanuit het venster in hun kot. Zo kan je toch reizen en kijken, vanuit je living, met je smartphone in de hand, naar verre oorden en je verbonden voelen met de mensen die wereldwijd in quarantaine zijn. De ene heeft een mooier uitzicht dan de ander. De ene werkt thuis. De ander aan de ‘frontlinie’. De ene woont in luxe. De ander is arm. De ene is ziek. De ander gezond. Maar iedereen kijkt uit het raam en leert te genieten van zijn/haar uitzicht terwijl hij/zij meegeniet van andermans uitzicht.

En dan gaat mijn hart weer sneller slaan, wanneer ik denk aan die ene foto: ergens in New York City, boven een straat, hangt een spandoek met daarop de quote: “When I is replaced by We, even Illness becomes Wellness.” Ja, er zijn mensen die dit met daadkracht levend én waar maken. Groot ontzag. Petje af. Hartverwarmend. Zuurstof voor de ziel. 

3/ ACANTUS, een stuk van ons hart, blijven zingen (of niet)

Ik hoor het me een paar maanden geleden nog zeggen: “Als Acantus ooit ophoudt te bestaan, dan zal ik dat echt een héél grote straf vinden, een heel zware dobber, een harde noot om te kraken…”

Welnu, Acantus ging een heel klein beetje dood: ook al hield het koor Acantus niet écht op met bestaan, toch bestaat het op dit moment niet écht.

Nog voor de lockdown, stopten onze repetities,… achteraf beschouwd, een zeer wijze én voorzienige voorzorgsmaatregel “avant-la-lettre” genomen door onze bekommerde dirigent die wél blijk geeft van goede burgerzin en gezond verstand. Het was ons anders misschien vergaan zoals het Amsterdams Gemengd Koor dat nog die ene Passion zong, met rampzalige gevolgen….

‘Ons koor’ transformeerde uit een groep van gelijkgestemde zielen met een passie voor zingen tot een verzameling van individuen die -naast in het hoofd, hart en ziel- verder voorlopig enkel “in the cloud”  verbonden kunnen blijven. Het existeert nog, in min of meerdere mate voor wie ‘genoegen’ kan nemen met dat voorlopig en voor afzienbare tijd virtueel geconnecteerd zijn,…: via de facebookgroep Leden Acantus of via de pagina Gemengd Koor Acantus Beveren, de Acantus website, de nieuwsbrief, emailberichten, sociale media, videochats, en geluids- en beeldopnames…

Had een waarzegger -een fortune teller, of eerder misfortune teller- díe voorspelling gemaakt, ergens tijdens een consultatie in pre-coronatijdperk, dan had ík hem/haar alleszins mijn geld teruggevraagd wegens ‘niet tevreden’!

Wij zijn als koor herleid tot een schaduw van onszelf. Een koor dat ‘heden ten dage en tot nader order’ enkel nog kan nágenieten van wat in onze herinnering ligt, van wat we samen hebben beleefd en ingebed ligt in ons collectieve geheugen, en in de geest van elk van ons, …

Gelukkig kan muziek écht troosten, zelfs al is deze gegraveerd op een cd, in geluids- en beeldfragmenten op Youtube, en ook in herinnering geeft steun, ook al putten we die soms uit beeldmateriaal uit ons fotoarchief,… alles uit de tijd voor “deze ramp” zich voltrok…

Natuurlijk verkiezen we allemaal het échte en authentiek boven het gereproduceerde of gekunstelde… Wij willen allemaal zó graag (weer) zingen! Toch zullen we het nog een tijdlang moeten stellen met wat er is en hoe het is. Wij moeten onze wekelijkse repetities ontberen. Geen oefeningen meer voor onze ademhalings- en zangspieren, toedeloe gelukshormoontjes die zingen vrijmaakt in ons lichaam, “so long”  hartverwarmende en blije momenten van samenzijn, dicht bij elkaar.

Wat een gemis is het, te zingen, in alle vrijheid én nabijheid, inspannend, ontspannend, met hart en ziel samen te zijn, zingend – en/of achteraf, drinkend, ‘en pleine camaraderie’ tijdens de après-repetitie?

Gedaan met streven naar al die vele mooie doelen en zangmomenten die in de 2020-koorkalender waren opgetekend. Geen nabije-toekomst-kansen meer om erediensten op te luisteren, geen uitwisselingen meer met andere koren van heinde en verre. Het is voor onbepaalde tijd gedaan met het levensechte koesteren, voeden en vormgeven van ons sociale koorweefsel.

Onze vele en boeiende zangplannen waar we allemaal naartoe leefden, stuikten -in een mum van tijd- als kaartenhuisjes in elkaar, net als tal van vanzelfsprekende en vertrouwde bestaanselementen uit onze pre-coronatijden. Voel jij ook die ademnood, wanneer je hierbij stil staat ?

We lijken wel een schijndood lichaam te zijn geworden. Een dier dat zich terugtrekt in zijn hol voor een winterslaap tijdens volle lente. Er ging één groot kruis over ons koorleven: dat is opgeschort, geschorst, tot het ooit weer kan hernemen… Echt een groot en zwaar kruis om te dragen.

Pasen 2020 zullen wij niet licht vergeten. Wij dragen allemaal hetzelfde kruis van isolement en angst. Angst voor besmetting of om te besmetten. Angst om ziek te worden of onze dierbaren ziek te zien worden. Angst voor erger. Angst voor het kwaad dat het virus kan aanrichten… Samen zingen is gevaarlijk geworden. Gelukkig dragen wij dit kruis niet alleen, of elk voor zich, maar dragen wij het allemaal samen, in het koor, in het gezin, in de parochie, in de gemeente, in de provincies, in het land, bij onze werkgevers, … grensoverschrijdend, wereldwijd zitten wij in hetzelfde schuitje… dat heeft toch iets troostend. Gedeelde smart is altijd lichter om dragen.

Om enigszins het plezier van het zingen te kunnen blijven beleven, heb ik me aangesloten bij twee initiatieven van Koen Vits, met zijn virtuele Koor Kontra Korona of www.koorona.be, Ik ben blij dat ik (met) mijn stemmetje hieraan kon bijdragen. Voor wie graag het resultaat wil beluisteren, hierbij de linkjes :If Ye Love Me’ (Thomas Tallis),Light of My Soul’ (Robert Lucas Pearsall). Ik vind dat het resultaat er best mag zijn. Een aanrader voor de liefhebbers of voor wie wil aansluiten bij een eventueel volgend koorwerk! Ook Eric Whitacre componeerde een  “corona-compositie”, het lied “Sing Gently”, voor zijn VirtualChoir6. Ik doe mee en stuur tegen 22 mei een video-opname in. Kwestie van toch wat te kunnen zingen vanuit mijn kot.

 
 

Natuurlijk blijft dit alles een ‘surrogaat’ van ondermaats formaat.

Nee, het is Acantus niet. Het is niet zoals zingen met en bij Acantus. Het is niet hetzelfde.

Ja, ik mis ‘mijn Acantus-familie’, en nog geen klein beetje. Maar voorlopig is er weinig anders te doen: buiten gaan wandelen, lekker koken, lezen, viool spelen, een beetje schrijven links en rechts, naast het werk en de zorg voor gezin en het huishouden.

Meer dan ooit worden wij uitgedaagd om met de ‘ledigheid’ die ontstaat door het wegvallen van activiteiten op de voor onszelf meest zinvolle manier om te gaan. Dat is op zich geen slechte oefening en misschien leert het ons te beseffen, vanuit dat gemis, wat echt van belang is en te waarderen wat er wél (nog) is.

En ook Godfried stuurde ons “huiswerk” toe, nu het duidelijk is dat terug samenkomen om te repeteren er voor eind augustus zeker niet zal inzitten. Zelfstudie thuis is ook niet hetzelfde dan samen repeteren en ‘instuderen’ van zangpartijen. Maar ‘iets’ is altijd beter dan ‘niets’.

En ook: uitstel is géén afstel, op een dag zullen wij weer allen samen zingen!

Voorlopig lijkt er voor alle leden van Acantus – een prachtig koor van mensen van lichaam en geest die wekelijks één ademend en zingend organisch geheel vormen in grote vriendschappelijke verbondenheid – niks anders op te zitten, dan verweesd achter te blijven, stil en verlangend, én hopend dat op een dag, ergens in de toekomst, alles terug als vanouds weer-klinken zal…

Intussen zitten we, bij het ter perse gaan van dit artikel, al ruim twee maanden “in ons kot” en zijn de maatregelen al wat versoepeld… Ik ben er redelijk klaar mee. Jullie waarschijnlijk ook. Maar het virus lijkt nog niet klaar met ons. Een tweede coronagolf lijkt niet denkbeeldig… Dus zullen we ermee moeten leren leven tot er een winnaar is in de race naar een coronavaccin.

Tot dan, of toch zeker al tot eind augustus, zeg ik jullie geen vaarwel, lieve Acanti, maar tot weerziens… stay safe and healthy! 

Frie Van Rossen