Jonas, van koorknaap tot ere-voorzitter

Godfried Van de Vyvere, Wilfried Van de Velde, Gerd Wenmeekers

Kan je ons wat meer vertellen over het ontstaan van het knapenkoor? 

Toen E.H. Huygens in 1946 onderpastoor werd in de Sint-Martinusparochie van Beveren, vond hij meteen een boeiende uitdaging: een knapenkoor oprichten! Hij bezocht de Beverse scholen (de Broederschool, de Centrumschool en de Sint-Martinusschool) op zoek naar jongens die konden en wilden zingen. Samen met Roger Steyaert was ik één van de eerste koorknapen. De repetities vonden plaats op zaterdagavond, van 18.30 uur tot 21.00 uur, want wij gingen nog tot ’s middags naar school. Broeder Jules was er ook altijd bij, hij zorgde voor de partituren. De  jongens die naar de technische school gingen, sloten na hun avondles bij de repetitie aan. Het koor groeide stilaan uit tot een knapenkoor met 80 zangertjes.

E.H. Siegfried Huygens

 E.H. Huygens gaf gregoriaans, hij tekende met krijt de noten op het bord. Hij gaf wat theoretische uitleg en we leerden zo gregoriaans zingen, eerst een regeltje, stilaan een heel stuk. Ik was wel blij dat ik al drie jaar notenleer gevolgd had bij meester De Rop, directeur van de Thyskenshoekschool, hij gaf ons les op zaterdagavond, want de muziekschool bestond nog niet, die werd later pas opgericht door Willy Snellings. 

We zongen van in het begin 3- en 4-stemmige missen, o.a. van Palestrina. We werden begeleid door Robert Hellemond, organist aan de Sint-Martinuskerk, in 1951 werd hij organist aan de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Sint-Niklaas. Willy Snellings volgde hem op als organist aan de Sint-Martinuskerk.

Zingende kinderen Staut
Tekening Aimé Van Avermaet

Heb je de liefde voor het zingen van thuis uit meegekregen? 

Eigenlijk wel. Ik zong altijd, als ik op mijn fiets door de polders reed, als ik de pronostieken ging ophalen van Beveren tot in Sint-Gillis, de Klinge, Meerdonk, Verrebroek en Vrasene … niemand kon me horen … En ik zong ook niet alleen in het knapenkoor, we waren met vier broers: Theo, Alfons, Jean en ik. 

 Ging je met het knapenkoor al eens op uitstap of op reis?

We hebben drie reizen gemaakt, naar Wellin (1946), Consdorf (1948) en Poupehan (1949). Daar bestaat heel wat filmmateriaal van, want E.H. Huygens was een fervent filmliefhebber. Hij had altijd zijn camera bij en als hij zelf niet kon filmen, dan stopte hij de camera in de handen van één van de begeleiders.

Zo’n reis – naar het buitenland – was een hele onderneming! Eerst met de trein naar Brussel-Noord, dan zwaar geladen te voet naar Brussel Centraal, om de reis verder te zetten naar Luxemburg, en het laatste eind met de tram naar Consdorf (Luxemburg). Uiteraard had E.H. Huygens hulp nodig om met zo’n 50-tal knapen een kleine week op vakantie te gaan. Enkele collega’s begeleidden de groep, zorgden voor de maaltijden. 

Er moest natuurlijk ook een geschikte verblijfplaats gevonden worden voor zo’n grote groep jongens. Dank zij de moeder van E.H. Huygens die actief was in het molenaarsmilieu, werd altijd wel een zolder gevonden bij een molenaarsgezin. Op de grote zolder werden dan strozakken gespreid als bed voor de jonge knapen. (In de webbrowser Safari speelt de video enkel als je op het icoontje klikt dat verschijnt als je met je muis  naar rechtsboven gaat)

Tijdens de reis werd ook wel gezongen, maar niet zo heel veel. De dag  begon met een mis, we maakten altijd lange wandelingen, trektochten … Ik herinner me ook nog een zwempartijtje, dat van korte duur was! We gingen pootjebaden in de Semois, op een plaats bezaaid met rotsblokken … Even later kwamen enkele families met wat gezette dames ook verkoeling zoeken in het water…. en wij vlogen prompt uit het water.

Ik herinner me ook nog een daguitstap naar Antwerpen, met een boottocht op de Schelde, een bezoek aan de kathedraal en aan de zoo.

Waarom werd het knapenkoor omgevormd tot mannenkoor? 

Op het hoogtepunt van het knapenkoor waren er 80 zangertjes, maar stilaan daalde het aantal koorleden. Daarom werd verder gewerkt met de wat oudere jongens, zoals mijn broers, en ikzelf groeide vanzelf mee van het knapenkoor naar het mannenkoor, van sopraan, naar alt …  

In 2005 was er een reünie van de knapen, in de Broederschool. In het boek ‘Beveren in Beeld’ van Johnny Van Bogaert wordt heel wat verteld over E. H. Huygens, de tweede dvd, die bij het boek hoort, gaat zelfs helemaal over ‘De koorknapen’. André, de vader van Johnny was trouwens ook één van die koorknapen.

In 1960 geeft E.H. Huygens het dirigeerstokje door aan Willy Snellings?

E.H. Huygens werd directeur van de zusters van de H. Vincentius à Paulo  en aalmoezenier van de Sint-Annakliniek. Willy Snellings, die al erg betrokken was bij de repetities van het koor, werd vanzelf de nieuwe dirigent. We hebben voor E. H. Huygens nog een afscheidsviering gehouden. 

Hoe gingen jullie op zoek naar nieuwe koorleden?

 

We spraken in het begin vooral familieleden aan, en dat lukte wonderwel … toch was er een tijd dat er maar drie tenoren en vier bassen waren. Het was soms moeilijk de mensen te overtuigen dat ze welkom waren, want heel wat mensen hadden het idee dat het koor een elitegroep was, waar zij niet thuis hoorden. 

Nadat Willy Snellings de muziekacademie had opgericht, rekruteerde hij daar de beste zangers en zangeressen. Het Sint-Martinuskoor bestond in de jaren ’60-70 voor één derde uit zangers van vier families: de families Staut, Degelin, Van Remortel en De Bauw. Miet Van Remortel was één van de eerste dames in het koor. En de zusjes De Bauw werden door Willy Snellings altijd opgehaald en weer naar huis gebracht, anders mochten ze niet naar het koor komen. 

 

Waar repeteerden jullie toen?

 

We repeteerden in het Gildenhuis, in het zaaltje van de CM, Jef Bormans regelde dat. Willy Snellings was tijdens de repetities heel gedreven, zenuwachtig, veeleisend … Maar als we achteraf iets gingen drinken, veranderde hij helemaal, dan was hij ontspannen, vrolijk, uitgelaten … 

 

Ging het koor met Willy Snellings ook op reis?

 

Niet echt op reis, we maakten elk jaar wel een daguitstap, maar dan werd er niet echt gezongen. We maakten een lange wandeling en gingen ’s avonds dan lekker eten.

In september 1977 gingen we op uitstap naar Deurle-aan-de-Leie, we zongen daar de mis, bezochten een tentoonstelling en daarna gaf het ‘dameskoor’ een concert. 

En op een andere uitstap, in de Ardennen, gingen we waterfietsen op een groot meer … Maar Willy Snellings kwam in het water terecht. We reden daarna met de bus naar de dichtstbijzijnde stad om droge kleren te kopen voor onze dirigent.

 

Hoe heb je de samenwerking met de verschillende dirigenten ervaren? 

 

Ik heb graag gezongen bij de drie dirigenten. Ze hadden elk hun eigen cultuur, bij de drie dirigenten stond de kwaliteit voorop. We hebben altijd een goede koorklank gehad, er is altijd veel gewerkt aan  de stemvorming.

Bij E. H. Huygens was het gregoriaans belangrijk, we zongen hoofdzakelijk missen, en daarnaast ook wel volksliederen. Een hoogtepunt was zeker de Peter Benoitherdenking in 1951, met meer dan 800 uitvoerders, zangers en muzikanten! 

We zongen in de eigen parochiekerk, gaven concertjes in het jeugdheem hier in Beveren, in Haasdonk en in Hamme. 

In de tijd van Willy Snellings zongen we ook heel veel missen, we luisterden geregeld de artiestenmis in de Carolus Borromeuskerk (Antwerpen) op. We gaven jaarlijks een concert i.s.m. de muziekacademie en we gingen ieder jaar wel op daguitstap.

In die tijd namen we ook 2 lp’s op, de eerste in kasteel Cortewalle en de tweede in de Carolus Borromeuskerk (Antwerpen). 

Een ander hoogtepunt was de deelname aan de Internationale Koorwedstrijd in Knokke (1980).

Onder het beleid van Godfried verruimden we de koorwerking: we namen deel aan toernooien en wedstrijden, gingen samenwerken met orkesten en solisten, trokken naar het buitenland op kooruitwisseling. Maar dat hebben jullie allemaal zelf meegemaakt.

 

Wat ging er door je heen toen in 1988 je dirigent kwam aandraven met een reis naar Polen?

 

Ik vond dat heel goed, ideaal, maar ik vroeg me vooral af hoe we dat zouden regelen, of we dat konden betalen. Maar we richtten toen al een werkgroep op en we konden rekenen op de medewerking van de B-koorleden. 

Sint-Martinuskoor 2

Was er in die beginjaren ook al sprake van een koorbestuur?

 

Bij E. H. Huygens was er geen sprake van een bestuur, het koor werd geleid door Siegfried … en zo was het! 

In het begin was dit ook zo bij Willy Snellings, maar na verloop van tijd kwam er een bestuur. In 1968 werden er statuten opgesteld. Hendrik Bormans werd de eerste voorzitter van het Sint-Martinuskoor (tot 1980), zijn zoon Jef (Jozef) werd penningmeester, Maria Van de Perre, ondervoorzitter, Raf De Smedt, secretaris. Jef Londoz en ikzelf maakten ook deel uit van het bestuur. 

In 1980 werd ik voorzitter, samen met de andere bestuursleden probeerde ik dan nog wat meer structuur te brengen in de bestuurswerking, ik bleef voorzitter tot in 1995. 15 jaar voorzitterschap, dat moest gevierd worden vond het koor en het kwam op het idee een ‘Vriendenboek’, een ‘Liber amicorum’ op te stellen. Niet alleen de koorleden leverden een bijdrage, maar ook Willy Snellings e.a. brachten mij hulde. Een kostbaar kleinood dat ik blijf koesteren.

In 1995 is Wilfried mij dan opgevolgd, maar ik ben dan nog wel blijven zingen tot in 2008. 

Hoe heb je je laatste concert ervaren?

Ik ben een week voordien bij jou geweest, Godfried, in de Stuurstraat, om te zeggen dat ik zou stoppen. Ik kon niet vlot genoeg meer mee, ik spreek al die talen niet, en ik moest dus alles van buiten leren.  

Het concert When Henry met George Frideric ( met o.a. The Coronation Anthem van Handel) was dus mijn laatste concert, eerst in Haasdonk en daarna in Sint-Niklaas. Al mijn kinderen waren aanwezig op het concert in Haasdonk. Ja, ik was ontroerd, maar ik vond het fantastisch dat ik er toch weer bij was! Ik heb toen je bloemen gekregen, Godfried, en op de foto is toch wel te zien dat het afscheid me ook triest stemde.

Maar ik had me er goed op voorbereid, en ik heb daarna altijd nauw contact gehouden met het koor. Ik ging (bijna) elke donderdagavond na de repetitie mee een pint pakken, zo bleef ik op de hoogte van het reilen en zeilen in het koor, maakte ik kennis met nieuwe koorleden … tot corona daar in maart 2020 een einde aan maakte!

Je bent een echte koor- en muziekliefhebber? Wat is je favoriete muziek? Luister je nog vaak naar (koor)muziek? 

 

Ik vul mijn namiddagen met lezen en naar muziek luisteren. Mijn favoriete componisten? Beethoven, Mozart … Ik kreeg met nieuwjaar het boek ‘Beethoven’ van Jan Caeyers. Heel interessant! 

Ik luister niet alleen naar onze eigen cd’s, maar ook naar andere koormuziek. Onlangs luisterde ik naar de Theresienstadtlieder van Ilse Weber, heel mooi, ontroerend!

 

Wat vond jij je belangrijkste taak/betekenis als voorzitter? 

 

Je hebt ceremoniële voorzitters, die verder niets doen …maar ik heb altijd geprobeerd ieder bestuurslid te waarderen voor het werk dat hij/zij deed … De moeilijkste opdracht was voor mij: spreken in het openbaar.

 

Jonas, wij hebben je altijd ervaren als een werkende voorzitter, een voorzitter die aanmoedigde en motiveerde die op een repetitie al eens kon opstaan. Je was ook heel verbindend, je riep mensen samen om kleine conflicten op te lossen, soms met een etentje, diplomatisch ..

Voor we Jonas kunnen bedanken voor dit interview neemt hijzelf het woord.

Ik wil jullie allemaal bedanken, niet alleen om vandaag te komen, maar vooral voor de jarenlange samenwerking, met Godfried en met Gerd vanaf 1982, met Wilfried sinds 1995 als voorzitter. Fijn, dat de vriendschap al die jaren is blijven bestaan!